De oprichting van de Rijksschoonmaakorganisatie per 1 januari 2016 is een doorn in het oog van de OSB en menig schoonmaakbedrijf. Het inbesteden van de schoonmaak door de Rijksoverheid leidt tot een omzetverlies bij de reguliere schoonmaakbedrijven van 65 miljoen per jaar. Een negental schoonmaakbedrijven hebben zich op instigatie van OSB verenigd. Zij starten een civiele bodemprocedure tegen de Staat met als doel ervoor te zorgen dat de RSO niet verder zal kunnen opereren en dat opdrachten van de Rijksoverheid net als voorheen via een aanbestedingsprocedure in de markt worden gezet.
Door Henk Cornelisse, lid redactie Clean Totaal
OSB
Op 23 mei jongstleden heeft er een (vervolg)bespreking plaats gevonden tussen OSB en een aantal schoonmaakbedrijven, Doel was het verkennen van scenario's waarbij keuzes gemaakt zijn met betrekking tot de strategie over de door OSB, namens de marktpartijen, in lijn met de uitspraak van de Commissie van Aanbestedingexperts, ingediende klacht bij de Europese Commissie wegens schending van EU recht enerzijds en de civiele bodemprocedure van de verenigde schoonmaakbedrijven jegens de Staat anderzijds.
In dit overleg met OSB is voorgesteld dat de overgang van het contract van CSU en Hectas met de Belastingdienst naar RSO, per 1 juni 2016, een goed moment is om de Staat aan te schrijven, waarbij een bodemprocedure in het vooruitzicht wordt gesteld. De Staat is in dit geval het Ministerie van SZW van minister Lodewijk Asscher, aangezien dit departement eigenaar is van de RSO.
Het is merkwaardig dat er vanuit OSB nog geen enkele communicatie over een dergelijke ingrijpende procedure heeft plaats gevonden richting haar overige leden. Desgevraagd laat OSB de redactie weten dat er qua communicatie een andere volgordelijkheid tussen partijen is afgesproken waar OSB zich graag aan houdt. Werkgeversplatform Siev! is niet bij deze zaak betrokken. Opmerkelijk is het daarom dat Siev! lid GCA zich wel heeft aangesloten bij dit initiatief.
Deelnemende schoonmaakbedrijven
De schoonmaakbedrijven die zich in deze procedure als eisende partij verenigt hebben zijn in alfabetische volgorde: Asito, CSU, Dolmans, GCA, GOM, Hectas, ICS, ISS en VLS. Deze partijen verliezen, of dreigen, omzet te verliezen aan de RSO en hebben zodoende een veronderstelt belang bij deze procedure.
Saillant genoeg ontbreekt Hago aan dit rijtje. Het feit dat haar zustermaatschappij Alpheios de miljoenenopdracht voor het leveren van materialen & middelen aan RSO heeft binnen gesleept zal hier niet los van staan. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt…
Doel van de procedure
Het doel van het starten van een bodemprocedure is volgens de advocaten van de eisende schoonmaakbedrijven, te weten: Van Iersel Luchtman Advocaten, kort samengevat: “het verkrijgen van een zogenaamde verklaring voor recht dat het verrichten door de RSO voor de Rijksoverheid van schoonmaakwerkzaamheden in strijd is met het aanbestedingsrecht en/of het mededingingsrecht en/of dat sprake is van verboden staatssteun. Daarnaast zou een verbod gevorderd moeten worden op het verder “uit de markt halen” van overheidsopdrachten.” Het vorderen van een nader te bepalen schadevergoeding zal meegenomen moeten worden.
Parallelle procedure
Vanuit strategisch oogpunt achten de advocaten het wenselijk om gebruik te maken van de mogelijkheid om aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) zogenaamde prejudiciële vragen te stellen. In deze zaak zou gedacht kunnen worden aan de vraag of bij de RSO wel of niet voldaan wordt aan de vereisten van (quasi-) inbesteden. Door het stellen van prejudiciële vragen wordt de bodemprocedure aangehouden.
Kostenverdeling
De kosten voor de eisende schoonmaakbedrijven worden vooralsnog geraamd op € 80.000 a € 85.000. De verdeling hiervan is dat CSU en GOM ieder 25% voor hun rekening nemen, Asito en ISS ieder 12,5% en de andere partijen ieder 5%. De separate kosten voor de overleggen met de advocaat en het indienen van de klacht bij de Europese Commissie neemt OSB voor haar rekening. Alle schoonmaakbedrijven dienen bovendien bereid te zijn de advocaten Natascha Linssen en Boudewijn Cremers van Van Iersel Luchtman Advocaten inzicht te geven in hun contracten met de Staat, waarbij uiteraard de op de advocaten rustende geheimhoudingsplicht van toepassing is.
Voortgang
Vanuit de eisende partijen wordt een werkgroep samengesteld bestaande uit tenminste één persoon per deelnemend schoonmaakbedrijf.
De globale planning is om uiterlijk op 1 juli 2016 een concept-dagvaarding voor de bodemprocedure gereed te hebben. Dat concept zou dan medio juli 2016 in de werkgroep besproken kunnen worden. Zonder teveel in juridisch geneuzel te treden ziet het vervolg er als volgt uit: Kort na de bespreking zou de dagvaarding definitief gemaakt moeten worden, waarna deze kan worden uitgebracht. Als ervoor wordt gekozen om te dagvaarden om een termijn van een paar maanden (bijvoorbeeld tegen eind september/begin oktober 2016) dan is de Staat medio november aan de beurt voor het indienen van de conclusie van antwoord, mits geen uitstel wordt gevraagd en verkregen. Een zitting zal dan niet eerder dan in het eerste kwartaal van 2017 plaatsvinden. Als er een tweede schriftelijke ronde volgt, dan zal die ook pas in het eerste kwartaal 2017 gereed zijn.
De eisende marktpartijen willen door het gezamenlijk optreden en ondersteund door OSB een krachtig signaal richting de Staat afgeven. Dit achten zij sterker dan per individueel bedrijf. Zoals eerder gezegd wordt dit ingegeven door omzetverlies van alle betrokken partijen binnen het overheidssegment. Voor het overige blijven zij elkaar gewoon en op het scherpst van de snede beconcurreren. Vriendjes voor even, maar niet voor het leven. Ook dat is de realiteit. De redactie blijft de ontwikkelingen volgen.