In 2013 interviewden wij Maaike le Feber van RAPID (Risk Analysis for Products In Development), van TNO in Zeist en het Nanocentre over nanotechnologie in relatie tot de schoonmaakbranche. Destijds was er nog maar heel weinig bekend over de langetermijneffecten van nanodeeltjes voor onze gezondheid. Het is nu drie jaar verder en dus tijd voor een update.
Door Leon van den Berg, redactielid Clean Totaal
Eerst nog even een reminder. Waarover hebben wij het bij nanodeeltjes? Een nanodeeltje of nanopartikel is een deeltje met afmetingen in de orde van 1 tot 100 nanometer (1 nanometer is een miljardste meter). Deeltjes bestaan uit enkele tot duizenden atomen of moleculen. Hoe gevaarlijk zijn deze voor schoonmakers?
Destijds merkte mevrouw le Feber daarover op: “Er is een grote verscheidenheid aan nanodeeltjes, die verschillen qua chemische samenstelling, vorm en grootte. Juist hierdoor zijn de toepassingsmogelijkheden van nanodeeltjes heel groot. Maar of een nanodeeltje gevaarlijk is of niet hangt ook juist af van de chemische samenstelling, vorm en grootte. Het ene nanodeeltje kan dus veel gevaarlijker zijn dan het andere.”
Geen eenduidige meting
Gevaar betekent dat je dat moet aantonen, dus meetbaar maken. Dat is een probleem, want er bestaat geen overeenstemming over de te gebruiken meeteenheid voor het meten van blootstelling aan nanodeeltjes. Zo’n overeenstemming is nodig om meetdata onderling en met grenswaarden te kunnen vergelijken. De meeteenheid van blootstelling hangt samen met het mechanisme waarmee gezondheidseffecten door nanodeeltjes plaatsvindt. Voor reguliere deeltjes wordt blootstelling via ademhaling weergegeven als massa concentratie (mg/m3).
Studies naar de gevaareigenschappen van nanodeeltjes geven echter aan dat gezondheidseffecten door blootstelling aan nanodeeltjes meestal niet gerelateerd zijn aan de massa van het deeltje. Meeteenheden die meer geschikt lijken te zijn voor blootstelling aan nanodeeltjes zijn de oppervlakte concentratie (cm2/cm3) en/of deeltjes concentratie (aantal deeltjes per cm3).
Daarnaast is er bij het meten nog een probleem. Wij spreken in dit katern over synthetische nanodeeltjes, Die zijn dus gemaakt door de mens. Er zijn echter ook natuurlijke nanodeeltjes die in de atmosfeer zitten, bijvoorbeeld door de uitstoot van dieselmotoren. De huidige meettechniek kan geen onderscheid maken tussen natuurlijke en synthetische nanodeeltjes. Als iemand ziek wordt is het dus niet met zekerheid aantoonbaar dat dit door de deeltjes uit het vloersysteem, de reinigingsmiddelen of de dieselmotor van een opzitter veroorzaakt wordt.
Voorzichtigheid geboden
In 2013 zag u weinig tot geen meerwaarde van de toepassing van nanotechniek in de schoonmaak. Heeft u uw mening gewijzigd? Le Feber: “Ik denk er wat genuanceerder over. Ik zie nog steeds geen toegevoegde waarde voor schoonmaakmiddelen, maar mogelijk wel voor onderhoudsmiddelen. Denk bijvoorbeeld aan gebruik van nanocoatings. Deze kunnen een oppervlak easy-to-clean of self-cleaning maken. Hierdoor hoeft minder frequent te worden gereinigd en zijn geen agressieve reinigingsmiddelen meer nodig.
Zolang het oppervlak niet mechanisch beschadigd wordt, lijkt de kans klein dat nanodeeltjes vrijkomen. Wel moet degene die de nanocoating aanbrengt zichzelf beschermen tegen inademing van een eventuele spraynevel. Niet alle nanocoatings maken overigens gebruik van nanodeeltjes. Er zijn ook nanocoatings die een nanostructuur op een oppervlak introduceren. De gezondheidsrisico’s van nanotechnologie worden veroorzaakt door blootstelling aan nanodeeltjes. Hiervan is bij deze laatste coatings geen sprake.
Overigens zou het best zo kunnen zijn dat er inmiddels ook veel reinigingsmiddelen met nanodeeltjes op de markt zijn, maar waarvan de gebruiker niet in de gaten heeft dat hij met nanotechnologie werkt. Dat is op zich een risico.”
Inademing grootste risico
Wij zijn nu drie jaar verder. Er was in 2013 al onderzoek naar lange termijneffecten van nanodeeltjes op de gezondheid. Is daarover inmiddels iets meer bekend? Le Feber: “Nauwelijks, want als je over onderzoek op lange termijn spreekt, gaat het om een periode van tenminste 20 jaar. Dergelijk langdurig onderzoek is nog niet beschikbaar en door de snelle ontwikkeling van nanodeeltjes zullen we daar achter de feiten aan blijven lopen. Daarom wordt er nu veel onderzoek gedaan naar de eigenschappen van de nanodeeltjes die bepalend zijn voor hun toxische effect. Als we dat weten hoeven we niet meer voor elk nanodeeltjes afzonderlijk alle testen te doen, maar kunnen we groepen nanodeeltjes in een keer beoordelen.
Over blootstelling is wel meer bekend. Iemand kan op de werkplek worden blootgesteld aan nanodeeltjes door het inslikken, via huidcontact of door inademing. Tegen huidcontact kan iemand zich goed beschermen en daarom wordt inademing op dit moment wel als meest voorkomend gezien. Onderzoek met stofdeeltjes heeft duidelijk gemaakt dat fijne stofdeeltjes gemakkelijk tot diep in de longen kunnen doordringen. Grof inhaleerbaar stof slaat daarentegen al in het mond- en neusgebied neer en wordt met het slijm ingeslikt. Nanomaterialen kunnen door hun minieme afmetingen bij inademing ook diep in de longen doordringen. Of dat voor alle nanodeeltjes schadelijk is, weten wij nog niet zeker, maar wij moeten daar wel ernstig rekening mee houden. Voor schoonmakers ligt blootstelling door verneveling van onderhoudsproducten het meest voor de hand. Iedere vorm van verneveling van nanoproducten zonder persoonlijke beschermingsmiddelen is dus af te raden.”
Of dat echt een probleem is in de schoonmaak is onduidelijk. Zo worden sommige gevelcoatings zoals in het artikel over wildplassen, in het katern in Clean Totaal 1 – 2017, wel verneveld, maar gebeurt dat onder lage druk. Een van de fabrikanten stelt dat de druppelgrootte daarvan dermate groot is, dat deze bij eventuele inademing wordt afgevangen voordat deze de longen bereikt.
Regelgeving blijft achter
Voor de meeste chemische stoffen zijn grenswaarden bepaald. Hoe zit dat met nanomaterialen? Le Feber: “Er zijn wel enkele pogingen tot het afleiden van grenswaarden gedaan, maar doorgaans komt men tot de conclusie dat er nog te veel onbekend is. Veel mensen denken dat het mogelijk is één grenswaarde voor alle nanodeeltjes te bepalen. Nanodeeltjes zijn echter net zo divers als chemische stoffen, die ook ieder hun eigen grenswaarde kennen, waardoor dit niet mogelijk is. Er zijn sinds 2013 wel een aantal andere belangrijke stappen genomen.
Nanodeeltjes die vanwege hun microbiële werken worden gebruikt vallen tegenwoordig onder de biocide wetgeving. Dit was altijd al zo, maar nu wordt dit ook actief toegepast. Waar voorheen leveranciers nog aangaven dat hun product veilig was omdat er geen biocide inzat, kan dat nu dus niet meer. Op zich heeft dat op het eerste gezicht niet zoveel om het lijf omdat er al heel veel van dit soort middelen op de markt zijn, maar het is wel degelijk van belang voor fabrikanten. Concreet betekent het dat men een toelating moet hebben voor de stof (het nanodeeltjes) en voor de toepassing (antimicrobiële coating) moet hebben. Dat geldt ook voor al bestaande middelen. Komt het nanodeeltje of de toepassing niet door de beoordeling, dan moet het van de markt worden gehaald.
Daarnaast zijn er in Europa ook ontwikkelingen, maar die gaan helaas minder snel dan gehoopt. Zo wachten wij al tijden op de REACH annexen waarmee onder meer duidelijk wordt welke informatie fabrikanten voor nanomaterialen moeten verzamelen. Dit zou ook invloed kunnen hebben op het VIB. Blijkbaar is het vormgeven van deze annexen een complexe zaak, waarin mogelijk ook veel belangen meespelen. Ook is in Europa overwogen een productendatabase in te voeren met een meldingsplicht voor nanoproducten. Dergelijke productendatabases zijn er wel al in Frankrijk, België en bijvoorbeeld Denemarken.
Als gebruiker van nanoproducten kan het geen kwaad om eens over de grens te kijken, want heel veel producten worden in heel Europa en zelfs daarbuiten verkocht. Probleem van de nationale databases is dat ze allemaal net even anders zijn. Voor leveranciers die aan meerdere landen in Europa leveren is dat natuurlijk heel onhandig. Nederland is niet van plan een eigen database in te voeren, maar was voor de geharmoniseerde aanpak in Europa. De Europese Commissie heeft echter pas bekend gemaakt dat er geen Europese database komt.”
Nanocentre
Overigens kan een mkb-er of medewerker volgens Le Feber wel aan informatie komen. “Daarvoor hebben wij in 2013 het Nanocentre opgericht. Dat ontwikkelt zich steeds verder. Dit is een centrum waar het mkb met vragen over veiligheid van nanomaterialen terecht kan. Wij zijn feitelijk een soort zeef. Er is ontzettend veel informatie, maar die is vaak dermate wetenschappelijk dat een leek daar niet uit komt. Het is ondoenlijk te beoordelen of iets voor hem van belang is en wat dat dan precies is.”
“Wij selecteren relevante wetenschappelijke informatie en vertalen die in voor het mkb begrijpelijke taal. Het Nanocentre is een succes, maar toch lopen wij nog tegen een groot probleem aan. Wij denken dat er eigenlijk veel meer vragen zijn dan er gesteld worden. Deels heeft dat te maken met onbekendheid van het centrum, maar vooral ook doordat velen niet weten dat zij met nanotechnologie werken en dus ook niet weten dat zij er iets over kunnen vragen en ook niet wat zij dan kunnen vragen.”
Dit artikel maakt deel uit van het katern ‘Kijk op nano’ uit Clean Totaal 1 – 2017.