Een van onze lezers attendeerde ons op een artikel over witte uitslag, ook wel uitbloeiingen genoemd. Hij verbaast zich erover, dat hij dit probleem nog steeds met grote regelmaat tegenkomt en dat er zo verschillend over wordt gedacht. Feiten en meningen blijken soms ver uit elkaar te liggen.
Door Henk Mulder, gevelspecialist Clean Totaal – Foto’s door FotoJoke
Over dit onderwerp is in Clean Totaal regelmatig gepubliceerd, maar het kan geen kwaad hier nogmaals aandacht aan te besteden. Er komen met grote regelmaat uiterst verwarrende berichten en vermeende ‘oplossingen’ voorbij als het gaat over deze materie. Vaak gaat het om uiterst creatieve oplossingen die uiteindelijk niet werken. Ik beperk mij in dit artikel zoveel mogelijk tot de meest voorkomende vorm van witte uitslag die tijdens de bouw of kort erna voorkomt.
Er wordt gesproken over salpeteruitslag, salpeterzout, zoutpekelzuur en tal van andere benamingen. Salpeter (onder meer natrium- en kaliumnitraat) is een zout dat wordt gevormd tijdens het rottingsproces van organische stoffen. Denk aan oude grafkelders, beerputten en slecht ontworpen veestallen. Bij nieuwbouwprojecten is hiervan geen sprake. Zoutpekelzuur bestaat niet, evenmin als hubusculubuszuur. Dat witte uitslag meestal ‘vanzelf’ verdwijnt, valt in de praktijk tegen. Dit wordt wel eens gesuggereerd door mensen die nauwelijks het verschil weten tussen koolzuur en zuurkool. Sommige soorten uitslag verdwijnen na verloop van tijd door de regen, maar dat is afhankelijk van de soort uitslag. Ik kom daar nog op terug.
Carbonatatie
Meestal is er sprake van een onjuist of onvolledig carbonatatieproces. Een toelichting. Bedenk dat ik het heb over de meest voorkomende vormen van uitslag en uitzonderingssituaties onbesproken laat. In een grijs verleden heb ik de verbinding tussen stenen en mortel al vergeleken met een ‘lijmverbinding’. Niet elke goede mortel past bij elke goede steen omdat deze op elkaar moeten zijn afgestemd. U gebruikt toch ook geen textiellijm om houtdelen met elkaar te verbinden? Het verbinden van stenen en mortel is een chemisch proces. Al ruim 20 jaar geleden heb ik een schematische voorstelling gemaakt die, als het goed is, samen met de bijbehorende tekst, veel verheldert.
Lijmverbinding
Cement mengen met water geeft een reactie: hydrateren. Daarbij komt calciumhydroxide (Ca(OH)2) vrij, ook wel gebluste kalk genoemd. Vervolgens moet die calciumhydroxide zich verbinden met kooldioxide (CO2) uit de lucht, om zo in de ‘lijmverbinding’ calciumcarbonaat (CaCO3) te vormen. Op het schema is dat weergegeven met de groene pijl. Wanneer de poriën van het verse metselwerk verzadigd zijn met water, kan de kooldioxide uit de buitenlucht niet binnendringen. Vervolgens verhardt de mortel wel, maar de calciumhydroxide blijft vrij ‘zweven’ en kan dus migreren naar het oppervlak van de gevel. Daar kan het zich mengen met kooldioxide die in de buitenlucht volop aanwezig is. Dat is kort gezegd het proces waar het meestal om draait (korter en met behulp van het schema, kan ik het echt niet zeggen). De bovenste mortelverbinding in het schema (zijaanzicht) is dus de situatie waar wij naar moeten streven om uitbloeiingen te voorkomen.
Alles speelt zich binnen het metselwerk af. Bij de juiste materialen en (weers-)omstandigheden vormt zich dan een inerte massa ofwel de ideale ‘lijmverbinding’ voor metselwerk. Inert wil zeggen dat er niet of nauwelijks nog een reactie wordt aangegaan met andere stoffen. Op de foto’s bij dit artikel is duidelijk te zien, dat er geen rekening is gehouden met binnendringend regenwater tijdens de bouw waardoor de basis is gelegd voor ongewenste witte uitslag. Een vast protocol tijdens het realiseren van metselwerk zou moeten luiden: “Voorkom, zeker de eerste 48 uur, dat regenwater de gevel binnendringt via nog niet afgewerkt metselwerk.”
Baksteen en mortels
In Clean Totaal nr. 1-2016 staat in het katern “Kijk op Gevels” het verslag van een gesprek met inmiddels gepensioneerd TNO-medewerker Loek van der Klugt. Hij is expert op het gebied van alles wat te maken heeft met keramische materialen zoals baksteen en mortelverbindingen. Van der Klugt kan zeer goed duidelijk maken wat het verschil is tussen feiten en meningen. In ons interview merkt hij onder meer op: “Als bouwkundigen meer verstand zouden hebben van bouwmaterialen, zou er niet zoveel fout gaan.” Materiaalkennis is bij de keuze van steen en de daarbij behorende mortel ontzettend belangrijk.
Er zijn meer dan 3000 verschillende soorten baksteen, allemaal met specifieke eigenschappen. Tevens kunnen wij kiezen uit vele mortelsoorten. Er zijn sterk en matig zuigende stenen en stenen die nauwelijks water opnemen. Dat heeft allemaal te maken met de poriëngrootte. Die poriën spelen bij watertransport een grote rol. Er kan onder meer worden gekozen voor handvorm- en vormbakstenen of strengpersstenen/verblendstenen met perforaties. Die perforaties blijken na het metselen vaak gedeeltelijk gevuld met niet-samengeperste mortel waardoor regenwater (inclusief stoffen uit mortel en steen) in het metselwerk zich gemakkelijk kan verspreiden. Ik benadruk dat al die verschillende eigenschappen weinig tot niets hebben te maken met de kwaliteit van de desbetreffende stenen maar alles met de migratie-eigenschappen van vocht in het metselwerk met de zich daarin bevindende stoffen die wij uiteindelijk niet aan het oppervlak willen zien. Baksteen is en blijft een fantastisch bouwmateriaal als het op de juiste wijze wordt verwerkt.
Uitvoering
Onjuiste kennis en matige ervaring kunnen ongewenste resultaten opleveren. Vakkundig metselen en voegen is echt méér dan een amateuristische poging tot het creëren van boetseerwerk. Zo worden wel ter afwerking zogeheten ‘rollagen’ toegepast, een rij op hun kant gemetselde stenen. Vaak blijkt, dat de porositeit daarvan beduidend hoger is dan van het onderliggende metselwerk. Die stenen zijn met te weinig druk tegen elkaar ‘gevlijd’. De mortel tussen de stenen is onvoldoende samengeperst waardoor een hogere porositeit ontstaat. Regenwater dringt juist via deze horizontale vlakken gemakkelijk binnen. Ongewenste uitbloeiingen zijn daarvan het gevolg. De rollaag zelf ziet er schoon uit, omdat het regenwater via het te poreuze voegwerk gemakkelijk naar beneden zakt. Onder de rollaag stopt de ‘stroomsnelheid’, omdat het metsel-/voegwerk daar meestal minder poreus is. Dan vindt de migratie van de calciumhydroxide naar het oppervlak plaats, met als gevolg, inderdaad, witte uitslag! En dat allemaal door slecht metselwerk, het werken in een te natte periode en/of het nalaten het metselwerk tijdens de werkzaamheden af te dekken.
Op de bouwplaats zou, na de keuze voor steen en mortel, moeten worden begonnen met het opzetten van twee proefmuurtjes. De één dekt men na het metselen keurig af, om het binnendringen van regenwater te voorkomen, terwijl het tweede proefmuurtje zonder enige bescherming wordt neergezet. Na enkele dagen kan men dan al vaak zien wat de positieve invloed is van beschermingsmaatregelen (voorkomen van binnendringend regenwater) tijdens de bouw. Wij hebben het dan over de al dan niet afgedekte bovenzijde van het metselwerk. Het afdekken van nog niet voltooid metselwerk, zeker tijdens de eerste 48 uur, zou een verplichting moeten zijn en geen vrijblijvendheid. Het begint al bij de basis om witte uitslag te voorkomen.
Meer lezen van Clean Totaal? Abonneer u voor nog geen zestig euro per jaar op het vakblad!