Vandaag ontving de redactie een officiële reactie van ISS over de kwestie met de Belastingdienst. In een bericht schrijft ISS als volgt:
Aanleiding voor het kort geding was het besluit van de Belastingdienst de aanbieding van ISS als niet voor gunning in aanmerking komend terzijde te leggen. De ISS-aanbieding was gebaseerd op ‘Cleaning Excellence’, een door ISS in internationaal verband ontwikkeld nieuw schoonmaaksysteem, bestaande uit een samenhangende combinatie van middelen, materialen en machines, werkmethoden en opleiding.
Cleaning Excellence heeft in Nederland, en op nog veel grotere schaal in het buitenland, zijn voordelen, onder meer in termen van efficiency en klant-en medewerkerstevredenheid bewezen, voordelen waarop ook de onderhavige offerte van ISS is gebaseerd.
Naar aanleiding van de door ISS ingediende offerte had de Belastingdienst om een nadere onderbouwing van met name de prestatienormen gevraagd. De door ISS gegeven onderbouwing werd vervolgens als onvoldoende overtuigend door de Belastingdienst beoordeeld, hetgeen aanleiding was de aanbieding terzijde te leggen.
De procedure ging om de beoordeling van de vraag of de Belastingdienst, mede gelet op de beginselen van het aanbestedingsrecht, in redelijkheid tot de betreffende conclusies kon komen.
Enkele letterlijke citaten uit het vonnis:
‘Het is niet de afwijking van de door ISS gepresenteerde prestatienorm maar de vervolgens door haar gegeven onderbouwing die heeft geleid tot de conclusie dat haar inschrijving niet realistisch zou zijn. Overigens staat tussen partijen niet ter discussie dat de door ISS gecalculeerde prestatienorm hoger is dan bijvoorbeeld de thans door ISS in haar contract met de Belastingdienst gehanteerde prestatienorm en de door de andere inschrijvers gecalculeerde prestatienorm. Ook in dat licht bezien, komt het de voorzieningenrechter, mede gelet op de Code, niet onbegrijpelijk voor dat de Belastingdienst ISS om een nadere toelichting heeft gevraagd. Dit betekent dat verder ook in het midden kan blijven welke waarde moet worden toegekend aan de cijfers van Masterkey.’
Over de beoordeling van de door ISS aangevoerde referenties:
‘Met betrekking tot de door ISS bij derden uitgevoerde werkzaamheden geldt dat in deze procedure niet kan worden beoordeeld in hoeverre de bij die derden uitgevoerde werkzaamheden vergelijkbaar zijn met hetgeen thans door de Belastingdienst wordt gevraagd. Dit geldt temeer nu de Belastingdienst onweersproken heeft gesteld dat deze contracten, ander dan in de onderhavige aanbesteding door de Belastingdienst geëist, niet onder toepasselijkheid van de Code zijn gesloten.’
Over de door ISS geclaimde efficiency/voordelen van Cleaning Excellence:
´Met betrekking tot voormeld verschil van inzicht tussen ISS en de Belastingdienst overweegt de voorzieningenrechter dat in zijn algemeenheid, en zeker in het beperkte kader van een kort geding, niet te beoordelen valt of de door ISS gestelde efficiencyslag (ook) bij de Belastingdienst gehaald kan worden. Wel roept de gestelde efficiencyslag in het licht van de Code, die in het leven is geroepen om werkdruk van schoonmaakmedewerkers op een acceptabel niveau te houden/brengen, in combinatie met het feit dat de schoonmaakmarkt nu eenmaal is gebaseerd op laagbetaalde arbeid, vragen op. Uit niets blijkt hoe ISS rekening heeft gehouden met de evident negatieve effecten van dagschoonmaak, te weten de dan noodzakelijke interactie met medewerkers van de Belastingdienst.´
‘Slotsom van het voorgaande is dat de Belastingdienst tot de conclusie kon komen dat inschrijving van ISS niet realistisch, althans onvoldoende onderbouwd is. Reeds daarom acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat de Belastingdienst de inschrijving van ISS op goede gronden – als ongeldig – terzijde heeft gelegd. De vorderingen van ISS dienen derhalve te worden afgewezen.’
Tot zover de citaten uit het vonnis.
ISS betreurt deze conclusie. Ook na deze teleurstellende uitspraak blijft ISS overtuigd van de voordelen van Cleaning Excellence in het algemeen, en de deugdelijkheid van onderhavige offerte in het bijzonder. ISS blijft van mening een verantwoorde aanbieding te hebben gedaan, zeker ook vanuit het oogpunt van werkdruk.
Tijdens een gesprek met de Belastingdienst heeft ISS enkele onderdelen onderbouwd met verwijzing naar voorbeelden. De tijdsduur van het gesprek was vanzelfsprekend onvoldoende om alle onderdelen in detail nader te onderbouwen. ISS acht het derhalve onterecht dat onder deze omstandigheden de belastingdienst een offerte terzijde zou mogen leggen omdat niet alle onderdelen onderbouwd zouden zijn. Dan had de Belastingdienst nadere vragen moeten stellen.
ISS heeft volledig begrip voor het streven van aanbestedende diensten onrealistische en met het oog op arbeidsomstandigheden van werknemers ongewenste aanbiedingen te voorkomen en onderschrijft de Code volledig.
Productienormen zeggen op zichzelf niets over werkdruk. Dat hangt af van de toegepaste werkmethode. Cleaning Excellence is een nieuwe schoonmaaksystematiek, waarbij nadrukkelijk rekening wordt gehouden met werkdruk. De gebruikte middelen en materialen zijn bijvoorbeeld geselecteerd op basis van een intern ISS-keurmerk Q3E. Dat staat voor kwaliteit (Q), milieu (Environment), ergonomie (Employee) en productiviteit (Efficiency).
Mocht de Code onverhoopt het averechtse effect hebben dat aanbiedingen die gebaseerd zijn op innovaties die gebruikelijke prestatienormen overtreffen, terzijde worden gelegd, dan ligt hier wel een punt van zorg. Dat zou immers betekenen dat de Code innovaties in de weg staat en dat kan onmogelijk de bedoeling zijn.
ISS beraadt zich overigens nog over de vraag of een hoger beroep zinvol is.