De totale omzet van de schoonmaakbranche is het afgelopen jaar gegroeid met 5,2 procent. Een jaar eerder was de omzetgroei nog 7 procent. In het laatste kwartaal van 2019 is de omzet gegroeid met 3,9 procent ten opzichte van een jaar eerder, het laagste kwartaalcijfer van afgelopen jaar. Zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Sinds 2015 toont de schoonmaaksector een positieve omzetontwikkeling, met als hoogtepunt 2018. Sinds 2006 is de sector tweemaal gekrompen. Zo was de groei in 2014 negatief met -0,1 procent en was dit in 2011 hoger met -0,8 procent. Al moet gezegd worden dat de sector in de jaren tussen 2009 en 2014 nauwelijks groei of krimp liet zien.
De laatste jaren is de omzet echter aan een aardige opmars bezig. Sinds 2015 is de omzet gegroeid met 20 procent, zoals te zien is in onderstaande grafiek.
Grotere groei dan zakelijke dienstverlening
Wanneer de cijfers van de sub-bedrijfstak schoonmaak worden vergeleken met de volledige zakelijke dienstverlening valt op dat voor het eerst sinds 2015 de omzetgroei binnen de schoonmaakbranche groter is dan die van de zakelijke dienstverlening. Dit is in 2019 vooral te duiden door de negatieve omzetontwikkeling van het reclamewezen. Ook is de omzetgroei in onze sector hoger dan het cijfer uit de branches accountancy, architectuur en de uitzendbranche.
Ondernemersvertrouwen neemt toe, personeelstekort blijft
Het ondernemersvertrouwen van de zakelijke dienstverleners stijgt in het eerste kwartaal van 2020 naar 9,7. Een kwartaal eerder was dit nog 7,4. Toch ligt het vertrouwen lager dan in 2017, 2018 en de eerste drie kwartalen van 2019.
35,3 procent van de ondernemers in de zakelijke dienstverlening ziet een tekort aan personeel als belemmering voor de activiteiten, dit is vrijwel gelijk aan een kwartaal eerder, toen 35,5 procent dit aangaf. Over heel 2019 is dit gemiddeld 34,6 procent, in 2018 was dit gemiddeld 32,8 procent. In 2016 en 2017 was het percentage zakelijke dienstverleners dat een tekort aan personeelskrachten als belemmering voor de activiteiten zag aanzienlijk lager: respectievelijk 10,8 en 20,3 procent.