Voor een aantal schoonmaakondernemers zal het jaar 2013 best een prima jaar geweest zijn. Niet voor iedereen. Faillissementen zijn aan de orde van de dag. Schoonmaakbedrijven die failliet gaan of dreigen te gaan. Wat is er aan de hand? Betekent ‘de dood’ voor de één inderdaad het brood voor de ander? Is dit dé kans als schoonmaakondernemer om toe te slaan? Een korte beschouwing over een faillissementsscenario in de schoonmaakwereld…
Vele schoonmaakondernemers zien het opkopen van schoonmaakorderportefeuilles bij faillissementen als een goede mogelijkheid om hun omzet te verhogen. Want wat is er nu mooier om bij de curator rond de tafel te zitten om uiteindelijk een bod te doen op de activa (veelal klantenportefeuille) en voor een ‘prikkie’ omzet en opdrachtgevers over te nemen? Dat klinkt toch goed, nietwaar? De curator blij – want hij heeft dan zijn doelstelling om zijn ‘gage’ te verdienen gerealiseerd – en u als schoonmaakondernemer blij want u gaat flinke groeicijfers in uw boekhouding bijschrijven. Althans dat denkt u.
Laten we voorop stellen dat iedere situatie uniek is en dat er vele scenario’s denkbaar zijn. In deze column deel ik vijf valkuilen met u die in de meeste faillissementssituaties bij schoonmaakbedrijven aan de orde zijn en waarbij het risico door de overnemende ondernemer praktisch van ingeschat dient te worden.
Stel dat schoonmaakbedrijf A (SMB-A) -met een fictieve omzet van 2 miljoen euro – in de financiële problemen komt. Er is een achterstand met betalingen van sociale lasten en de pensioenafdrachten zijn ook al een aantal maanden niet meer voldaan. De kasstroom staat zwaar onder druk, en de bestaande bancaire financiering komt hierdoor ook meer onder de aandacht, waarbij de bank uiteindelijk de druk tot aflossing opvoert. Uiteindelijk komt SMB-A tot de conclusie dat er niets anders rest dan zelf faillissement aan te vragen. De eigenaar dient het verzoek in bij de rechter-commissaris en een curator wordt aangewezen. Het faillissement wordt (verplicht) gepubliceerd en het hek is van de dam: alle medewerkers worden formeel de wacht aangezegd en de curator stelt een onderzoek in naar een eventuele doorstart (lees:koper) die de activa zou willen overnemen. Er moet snel geschakeld worden.
Schoonmaakbedrijf B (SMB-B) denkt hier een mooie kans in te zien, want hij kan nog wel wat omzet gebruiken en heeft daarbij de financiële middelen (lees: cash) om hierop in te spelen. Hij besluit om contact op te nemen met de curator, komt aan tafel en krijgt (meestal met meerdere partijen) de mogelijkheid om een bod op de activa te doen. En daar begint het tellen van de zegen….
In het kort reik ik u vijf valkuilen, waar u voor uit dient te kijken:
- De eerste is dat SMB-A zelf faillissement kan aanvragen bij de rechter-commissaris. Goedkoop is ook hier duurkoop, dus het devies aan SMB-A is om zich te laten ondersteunen door een faillissementsadvocaat of een adviseur. Schoenmaker blijf bij je leest, zou ik zeggen.
- Een tweede valkuil is het feit dat het bestaande schoonmaakpersoneel van SMB-A formeel niet hoeft te worden overgenomen. Laat SMB-B zich echter géén zand in de ogen strooien. Hoe mooi dit ook lijkt, uiteindelijk heeft SMB-B meestal het personeel nodig om de activiteiten te kunnen uitvoeren en de contracten te kunnen behouden. Zorg dus goed voor het personeel in kwestie. Baanbehoud is ook voor de curator een argument om SMB-B als koper te ‘kiezen’.
- Als SMB-B besluit om als overnemend schoonmaakbedrijf alle medewerkers een nieuwe arbeidsovereenkomst aan te bieden, dient SMB-B juridisch op zijn hoede te zijn. Hier loopt SMB-B wel degelijk een – vaak onbewust- risico,aangezien het personeel dan niet formeel langer dan 1,5 jaar actief is op het project werkzaam is.
- Een vierde valkuil zit hem in het feit dat er in deze situatie formeel sprake is van een beëindiging van het schoonmaakcontract met de opdrachtgevers van SMB-A. Kortom, deze opdrachtgevers zijn niet verplicht om met SMB-B in zee te gaan!
- De laatste valkuil die ik voor u benoem, heeft te maken met de situatie indien SMB-A van plan is om – via allerlei omwegen – een doorstart te maken. SMB-B dient ervan uit te gaan dat er een schrijven richting opdrachtgevers is verstuurd – voordat overigens het faillissement wordt aangevraagd – waarbij SMB-A de situatie in het kort toelicht en aangeeft uit te willen gaan van een doorstart. Dit is juridisch niet verboden. De aan te stellen curator kan hier feitelijk niets aan doen. Hij is echter wel verplicht dit te melden aan SMB-B, waardoor de waarde van de activa aanzienlijk zal dalen. SMB-B zal uitkijken en flink minder bieden voor deze activa. Een vorm van kapitaalsvernietiging, waarvan (oude) crediteuren van SMB-A meestal de dupe zijn.
Zo ziet u; terecht komen in een faillissementssituatie vanuit de zijde van SMB-B behoeft zeker voorzichtigheid. Ook u wilt als gerenommeerde ondernemer uw vingers hier toch niet aan branden?
Kortom, kijkt u uit?